Het verschil tussen betalen in cash of via pin is groter dan veel mensen denken. Sinds jaar en dag maakt de Nederlandse Staat papiergeld, via de Nederlandse centrale bank (DNB). De commerciële banken maken ook geld, dat is het soort geld wat op je bankrekening staat. Dat zogenaamde fiatgeld is het fundament in je pintransacties, voor je hypotheek of voor de euro’s die je van je salaris naar je spaarrekening overboekt. De meeste Nederlanders zijn zich niet bewust van dit verschil in oorsprong tussen het in cash met publiek geld betalen, of betalen met fiatgeld via de pin en de websites van het banksysteem.
Publiek versus privaat betalen
De Nederlandse staat drukt geld voor iedereen en houdt -als dat al mogelijk zou zijn- niet bij wat gebruikers ermee doen. Commerciële banken maken geld als deel van hun bedrijfsmodel. Het aandeel van contant geld in het betalingsverkeer is hard gedaald: van 50 procent net na WO-II tot slechts 7 procent nu. Inmiddels gaat dus 93% van alle betalingen via het pinnen en wordt daarop via commissies op een of andere wijze verdiend door banken en andere platforms. We zijn dus veel afhankelijker geworden van bedrijfsmatige -private- geldschepping.
Banken maken pinnen tot norm
De banken maken alle transacties uiteraard makkelijk, automatisch en gedachteloos. Nederlanders nemen dan ook steeds minder de moeite langs te gaan bij de flappentap. Het gevolg is dat de DNB veel minder bankbiljetten drukt. Maar dat heeft een keerzijde: als een bank in de problemen komt en er ontstaat een bankrun waarbij iedereen zijn geld van de bank wil halen, dan gaat het opeens wel over contant geld. Het aandeel in papiergeld is nu zo klein geworden dat de banken weinig biljetten beschikbaar hebben en eerder nee moeten verkopen.
Sigrid Kaag schrijft dat daardoor minder snel een bank-run ontstaat. Dat lijkt nog niet zo zeker. Zonder een ruime voorraad cash valt het betalingsverkeer voor dagelijkse boodschappen gewoon eerder stil. We maken ons afhankelijker van de banken en als we geen cash meer kunnen ophalen en inzetten voor dagelijkse boodschappen, hebben we een probleem.
Cash nadoen in ‘digitale euro’
Om dat op te lossen bedachten de Europese en Amerikaanse Centrale Banken dat je, als je je geld bij een commerciële bank wilt weghalen, dat niet in biljetten gaat opnemen, maar ook gewoon thuis met een internettransactie zou moeten kunnen doen. Je boekt jou geld dan naar een persoonlijke rekening die loopt bij de staatsbank, dat is de centrale bank van je land (bij ons de DNB). De gedachte is dat die rekening dan net zo zeker en betrouwbaar is als bankbiljetten dat zijn.
In plaats van papiergeld geeft de centrale bank van je land je dan ‘digitale’ euro’s (of digitale dollars als je in Amerika woont). 'Digitale’ euro’s' is een onhandige naam voor geld dat door de staat in plaats van door de banken uitgegeven wordt.
Het doel van de digitale euro is het belang van de staat in het geldverkeer te vergroten ten opzichte van de banken. Die laatsten vormen door hun grote aandeel in de geldtransacties een potentieel systeemrisico. Als digitale’ euro's werkelijkheid zouden worden zou je er ook boodschappen mee kunnen doen, aan bijvoorbeeld een bankpas met digitale euro naast je reguliere bankpas.
Wat is stabiel?
De digitale euro maakt het voor burgers sneller en eenvoudig om hun vermogen om te zetten naar de digitale euro waar de staat voor gerant staat, anders zou je een koffertje biljetten op moeten halen bij de bank. Volgens de experts leidt de digitale euro ertoe dat banken minder risico nemen omdat er eerder een bankrun ontstaat. Dat lijkt simpel en effectief, maar het grote nadeel is dat banken veel kwetsbaarder kunnen worden voor stemmingen op de markt. En er zijn nog meer haken en ogen.
Zorgen over privacy
Als je digitale euro’s aanhoudt in plaats van biljetten thuis bewaard, is het onvermijdelijk dat de organisatie waar de digitale rekening loopt, ook weet hoeveel geld er op de rekening voor digitale euro’s binnenkomt en van welke rekening dat vandaan komt. In welke mate de overheid mee mag kijken in deze gegevens wordt nu door de DNB en een selectie van commerciële banken opgeschreven. Er wordt bijvoorbeeld besloten of je BSN-nummer gekoppeld zou kunnen worden aan je DNB-rekening.
Dat nummer is ook van belang voor het betalen van belastingen, of van boetes. Sigrid Kaag, onze minister van Financiën vindt dat terecht een risico. Zij wil dat niet de DNB en de huidige banken maar de politiek bepaalt welke regels er onder de digitale euro moeten liggen. We zien in China waar de koppeling van een burgerservice nummer aan een betaalrekening toe kan leiden: gerichte sturing en straf voor specifiek gedrag van burgers.
Toch goeie kans dat 'ie er komt
Het is duidelijk dat met een digitale euro alle EU-burgers beter kunnen samenwerken en elkaar efficiënter kunnen betalen. Dat maakt het waarschijnlijk dat de digitale euro ingevoerd wordt naast papiergeld. Kaag neemt een helder standpunt in op privacy en invloed van de EU: haar voorstellen zijn in het belang van burgers van de EU-landen en niet, of minder in het belang van overheden en het bedrijfsleven. Er is alle reden om erg benieuwd te zijn naar het perspectief van de andere eurolanden. En of het lukt om over vijf jaar een betaling aan een Duitser, een Pool of een Spanjaard via de ECB te doen en niet via één of ander commerciële bank.
Meer info: Kamerbrief ontwerpkeuzes digitale euro
Ada van Dijk
Voorzitter DAM